Afstanden tussen stellingen en veiligheid in het concept van de PGS15

In het concept van de PGS15 zijn maatregelen opgenomen voor de veiligheid tussen de stellingen. Tussen opslagvakken en stellingen moet zo voldoende manoeuvreerruimte vrijgehouden worden voor de toegepaste transportmiddelen. Als PGS15 adviseur vertellen we u graag alvast meer.

Een stelling moet zonodig tegen aanrijden zijn beveiligd. Vrijstaande, afdoende aanrijdbeschermers zijn dan vereist op hoeken van stellinggangen en -onderdoorgangen. Maatregel 74 geeft aan dat indien in een magazijn geen bewegingen met een heftruck plaatsvinden, beveiligingen niet nodig zijn. In magazijnen waar wel bewegingen plaatsvinden, kan een stelling nooit volledig tegen aanrijdingen worden beveiligd. Immers, men zal altijd pallets moeten kunnen afzetten en uitnemen. De kans op aanrijdingen zal klein zijn bij toepassing van een lay-out en stellingconfiguratie conform NEN-EN 15620 en met goed opgeleide en geïnstrueerde heftruckchauffeurs.

In afwijking op M74 is een aanrijdbeveiling niet noodzakelijk bij toepassing van (semi) geautomatiseerde magazijnsystemen, wanneer deze aan de volgende eisen voldoen:

  • er moet softwarematig geborgd zijn dat aanrijding of beschadiging van de verpakkingen niet kan plaatsvinden;
  • in de nabijheid van de stellingen vinden geen andere voertuigbewegingen plaats als met het (semi-)geautomatiseerde systeem;
  • het systeem wordt voldoende onderhouden;
  • het systeem is failsafe uitgevoerd.

Wanneer tijdens het gebruik van een stelling een stellingonderdeel blijvend is vervormd, moeten volgens maatregel 78 onmiddellijk passende maatregelen worden genomen. Voordat de stelling opnieuw in gebruik wordt genomen, moeten beschadigde onderdelen worden vervangen of gerepareerd. Vervolgens moet de stelling (na reparatie) worden beoordeeld volgens M79.

Ter illustratie worden twee passende maatregelen aangehaald:

  • indien een ligger is beschadigd, behoort deze onmiddellijk vrij te worden gemaakt van opslag;
  • indien een staander of een staaf van het jukvakwerk is beschadigd, behoren de liggers aan weerszijden van de staander onmiddellijk vrij van opslag te worden gemaakt.

De stellingconstructie moet ten minste jaarlijks visueel op doelmatigheid, juist gebruik en eventuele beschadigingen worden geïnspecteerd. De resultaten van de inspectie moeten worden geregistreerd en minimaal vijf jaar worden bewaard.

Bent u op zoek naar deskundig advies van een PGS15 adviseur? Neem contact op.

Is onze kleine opslag gevaarlijke stoffen ook werkvoorraad?

Met een vraagstelling wordt niet altijd duidelijk wat bedoeld wordt. Wanneer de ondergrens van de PGS15 bereikt wordt en de PGS15 van toepassing is dan dient opslag plaats te vinden in een PGS15 opslagvoorziening. De uitzondering daarop is de werkvoorraad. Hoewel er in een magazijn ook gewerkt wordt vormt dit geen wekvoorraad. Onder een werkvoorraad verpakte gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen wordt volgens de PGS15 verstaan: de voorraad verpakte gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen die ten behoeve van de bedrijfsvoering/productie in een productieruimte/werkruimte of per procesinstallatie of afvulinstallatie is opgesteld.

Hierbij gelden een aantal voorwaarden: − de werkvoorraad moet strikt noodzakelijk zijn; − per gevaarlijke stof mag (voor iedere werkvoorraad) ten hoogste één aangebroken verpakkingseenheid aanwezig zijn, plus één reserve. Indien een dagvoorraad uit meer dan één verpakkingseenheid bestaat, dan mag er een dagvoorraad staan plus één reserve verpakkingseenheid; − de werkvoorraad mag zich niet bevinden in een rijroute van vorkheftrucks of andere transportmiddelen; − de werkvoorraad mag het vluchten niet belemmeren; − gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen die als werkvoorraad in een productie- of werkruimte of nabij een procesinstallatie aanwezig zijn, moeten worden bewaard in deugdelijke verpakking die bestand is tegen de desbetreffende gevaarlijke stof; − indien de werkvoorraad bestaat uit een hoeveelheid van meer dan 50 l brandbare vloeistoffen van ADR-klasse 3, dan moet de verpakking zijn geplaatst boven een lekbak of een gelijkwaardige voorziening

De werkvoorraad zoals opgenomen in de PGS15 moet zodanig zijn dat de productie normaal doorgang kan vinden. Het is echter niet de bedoeling dat meerdere niet-geopende eenheden onnodig dagenlang of zelfs wekenlang in een werkruimte of buiten de PGS15 verblijven. Dan is er sprake van ‘verkapte opslag’. Deze eenheden behoren dan te worden bewaard in een opslagruimte. Waar exact de grens ligt, is moeilijk aan te geven. Het is aan het bedrijf om aannemelijk te maken dat de verpakte gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen binnen een redelijke tijd daadwerkelijk zullen worden gebruikt in het productieproces. De werkvoorraad hoeft niet aan het eind van elke dag te worden overgebracht naar een opslagruimte (en vice versa aan het begin van een werkdag): de risico’s van transport zijn groter dan van de stationaire werkvoorraad. Bij batchgewijze productie en bij volcontinu-bedrijven behoort per situatie te worden beoordeeld wat vereist is voor een goede procesvoering

Ook een vraag over de PGS15. Onze PGS15 adviseur(s) is u graag van dienst: PGS15 advies

Of bent u op zoek naar een PGS15 op en inschrijving of PGS15 E-learning?

Veilig vluchten uit een PGS15 opslag

De volgende aandachtspunten zijn belangrijk om op tijd te kunnen vluchten:

  • Benodigde vluchttijd
  • Obstakels op de vluchtroute
  • Zichtbaarheid van de vluchtroute
  • Werken op hoogte
  • Instructie in het gebruik van de uitstelknop
  • Overcapaciteit van het systeem

 

Benodigde vluchttijd

De tijd tussen het afgaan van het vluchtalarm en het moment dat het blussysteem begint met de blussing is meestal 30 seconden. Dit kan echter verschillen per installatie. Veel blusinstallaties zijn zo ontworpen dat het blusmiddel binnen een paar minuten de ruimte geheel gevuld heeft. In deze vluchttijd moeten aanwezige personen onder alle voorziene omstandigheden de ruimte kunnen verlaten.

 

Obstakels op de vluchtroute

Pallets of grotere objecten worden in verband met ruimtegebrek nog al eens in gangpaden en looproutes geplaatst. Hierdoor kan de vluchtroute langer worden of is de vluchtroute niet meer duidelijk, doordat vluchtborden niet meer zichtbaar zijn. Het is daarnaast ook belangrijk dat brandblussystemen ontworpen worden op de uiteindelijke indeling van de ruimte. Als achteraf aanpassingen worden gedaan in de ruimte, bijvoorbeeld wanneer stellingen worden (bij)geplaatst, kan dit van invloed zijn op de mogelijke vluchtroutes en daarmee de benodigde vluchttijd. Wanneer toch nog mensen aanwezig zijn in de ruimte en het brandblussysteem begint met het inzetten van het (schuim)blusmiddel kan dit een vluchtroute blokkeren wanneer de opening hiervan geplaatst is boven een vluchtroute. Door de enorme stuwkracht van het blusmiddel en het verminderde zicht wordt het vluchten daardoor nagenoeg onmogelijk.

 

Zichtbaarheid van de vluchtroute

Wanneer vluchtroutes niet of moeilijk te onderscheiden zijn van stellingvakken of vergelijkbare opstellingen is het voor werknemers niet duidelijk waar ze heen moeten vluchten. Markering en signalering van vluchtmogelijkheden is daarom van belang. Ook training en regelmatig oefenen zorgt ervoor dat personen weten hoe te handelen in geval van een alarmering.

 

Werken op hoogte

Wanneer werknemers via trappen of ladders op hoogte of op een ander niveau werken kost het extra tijd voordat ze bij een nooduitgang kunnen zijn. Werknemers die met de heftruck omhoog gaan, een zogenaamde man-up (reach)heftruck, zullen extra tijd nodig hebben om af te kunnen dalen en te kunnen vluchten. (bron: CLM)

 

Op zoek naar PGS15 advies?

De noodzaak van een werkvergunning systeem in de PGS15 opslag

Veel incidenten in de PGS15 opslag doen zich voor tijdens of als gevolg van onderhoudswerkzaamheden en reparaties. De arbowet vereist dat arbeidsmiddelen in een veilige staat worden gehouden. Alleen personeel dat voldoende gekwalificeerd en geautoriseerd is en de gevaren volledig begrijpt, mag inspecties en onderhoud uitvoeren. Als u externe aannemers gebruikt om dit werk uit te voeren, moet u ervoor zorgen dat ze bekwaam zijn om het vereiste werk uit te voeren. Ook in de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen (PGS15) is een werkvergunningssysteem vereist.

In de meeste gevallen moet een werkvergunningssysteem worden gebruikt om die onderhoudswerkzaamheden te controleren die een ontstekingsbron vormen of schade aan de verpakkingen kunnen veroorzaken. Werkvergunningen zijn formele managementdocumenten. Alleen degenen met duidelijk toegewezen bevoegdheden mogen ze afgeven. In de werkvergunning staat aan welke eisen moet worden voldaan voordat de vergunning wordt verleend en voordat de werkzaamheden die onder de werkvergunning vallen worden uitgevoerd. Individuele werkvergunningen moeten betrekking hebben op duidelijk omschreven individuele werkstukken. Werkvergunningen moeten normaal gesproken het volgende bevatten:

  • Het is essentieel dat er geen onderhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd totdat de mogelijke gevaren van het werk zijn duidelijk geïdentificeerd en beoordeeld;
  • de benodigde voorzorgsmaatregelen zijn gedetailleerd gespecificeerd;
  • identificatie van de gevaren, inclusief de restgevaren en de gevaren die door het werk zelf zijn ontstaan;
  • de nodige veiligheidsuitrusting is voorzien; en
  • aan alle betrokkenen adequate en duidelijke instructie is gegeven

Op zoek naar deskundig PGS15 advies? Neem contact met ons op.

Risico’s benaderen in PGS 15 & PGS 37 Nieuwe Stijl

Wat kan ik verwachten van de nieuwe richtlijn voor de opslag van li-ion batterijen? En van de PGS 15 Nieuwe Stijl? Hoe vul ik het onderwerp ‘Incidentbestrijding’ in bij mijn bedrijf? Dit waren zomaar wat vragen die centraal stonden bij de ‘Chemie on Tour’ van 28 september jl. De Tour vond deze keer plaats bij logistiek dienstverlener Vos Logistics in Roosendaal.

Na een lange radiostilte wegens COVID-19, kon branchevereniging VNCW op 28 september 2021 eindelijk weer een Chemie on Tour organiseren. Het concept van de Tour is inmiddels bekend: middels een tournee langs diverse bedrijven in de chemische logistiek wordt voldaan in de behoefte van logistieke ketenpartners om ervaringen met gevaarlijke stoffen met elkaar te delen. Iedere Tour staan ‘best practices’ over het veilig werken met gevaarlijke stoffen centraal, waarbij valkuilen en mogelijke oplossingen aan bod komen. Na lezingen van experts uit het veld wordt iedere Tour afgesloten met een rondleiding bij de host van het evenement.

PGS 37 lithium-ion accu’s

Het op de correcte en meest veilige manier opslaan van lithium-ion (li-ion) batterijen speelt een steeds grotere rol in de chemische logistiek. Om te weten hoe je dit het beste kunt doen maakt de PGS 37 commissie een veiligheidsrichtlijn voor het professioneel opslaan van dit soort batterijen en voor energieopslagsystemen met deze batterijen. Elske van de Fliert, voorzitter van deze commissie, is één van de sprekers tijdens de Chemie on Tour.

Verder lezen, neem dan een abonnement op chemische logistiek Magazine. Of ben je op zoek naar PGS15 advies?

Blusgassystemen vragen om extra maatregelen

Blusgassystemen zijn binnen West Europa in toenemende mate populair als VBB-systeem binnen de opslagen met gevaarlijke stoffen. Dat is echter niet zonder risico’s. Bij het ontstaan van brand treden er risico’s op voor de in de ruimte aanwezige personen (rookgassen, ontledingsproducten en hitte). Er worden speciale eisen gesteld aan de persoonlijke veiligheid in relatie tot het inbrengen van het blusgas. Hiervoor is in Nederland een aparte brancherichtlijn van de Specifieke Veiligheidsinformatie (SVI) ‘Blussystemen, veiligheidsaspecten’ ontwikkeld, waarin technische maatregelen staan omschreven. De basisgedachte hierbij is dat iedereen de ruimte (en/of de aangrenzende ruimte) moet hebben verlaten voordat de uitstroom van blusgas plaatsvindt. Binnen het Knelpuntenonderzoek Gecontroleerd vluchten uit een gebluste omgeving, uitgevoerd door de VNCW, wordt gezocht naar aanvullende maatregelen om de risico’s nog verder terug te dringen.

Soms gaat het fout. Incidenten met dodelijke afloop met een gasblusinstallatie binnen een warehouse omgeving zijn nauwelijks voorgekomen. In ons onderzoek stuitten we op een dodelijk ongeval bij de University of Iowa in de Hazardous Waste Storage Facility (1994). Dat betekent niet dat het ongewild afgaan van systemen weinig voor komt. Hiervan zijn diverse voorbeelden, ook in Nederland, bekend. Dat dit nog niet geleid heeft tot  dodelijke slachtoffers is vooral een goed teken. Meer incidenten zijn bekend in andere omgevingen en ook deze signalen moeten we meenemen. In een automatische parkeergarage onder een appartementencomplex aan de Markendaalseweg in Breda raakte begin februari 2020 een man zwaargewond door een CO2-blusinstallatie. De man was in de parkeergarage aanwezig toen het blussysteem met CO2-gas in werking ging. Hierdoor kreeg hij geen zuurstof meer en raakte hij buiten bewustzijn. De man werd door de brandweer uit de ruimte gehaald en gereanimeerd door de hulpdiensten. Hij werd met spoed naar het ziekenhuis vervoerd, maar was wel aanspreekbaar.

Aan boord van zeeschepen wil het nogal eens fout gaan. In Mei 2019 vielen 10 doden aan boord van een Chinees vrachtschip.

Een studie van het Amerikaanse Environmental Protection Agency toonde een inventarisatie van ongevallen met CO2-lekken bij blussystemen tot en met 1999. Dat onderzoek laat een 119 doden zien op internationaal niveau en 152 gewonden. Statistieken na 1999 ontbreken helaas. Daarbij is het lastig om gegevens uit China te verzamelen.

Een blusgassysteem is opgebouwd uit een voorraad blusgascilinders en/of -tanks die zijn opgesteld in of nabij de te blussen ruimte. Dit kan zowel binnen als buiten het gebouw zijn. Aan deze opstellingsruimte zijn veiligheidseisen gesteld conform de SVI-publicaties. Ieder systeem is voorzien van een leidingwerk waardoor via ‘nozzles’ het blusgas in de te blussen ruimte wordt afgeblazen. Dit leidingwerk is een zogenaamd open leidingsysteem. Dit moet met behulp van een voor het desbetreffende systeem geschikt softwarepakket worden ontworpen en hydraulisch berekend. Onderzoek van de onderzoeksgegevens laat zien dat het vooral fout gaat tijdens onderhouds- of testfasen. Daarnaast waren er incidenten door het gebrek aan informatie en onvoldoende training van het personeel over de CO2-risico’s.

Wanneer we naar een gevaarlijke stoffen opslag kijken hebben we rekening te houden met veel criteria. Blusgas is alleen toe te passen in een gesloten ruimte als volumebeveiliging, waarbij rekening moet worden gehouden met een RWA. Bovendien is het niet toepasbaar bij zuurstof genererende stoffen en niet toepasbaar bij kernbranden. Bij het gebruik van blusgas moet er extra aandacht zijn voor persoonlijke veiligheid en omliggende ruimten.

Voor sommige risicogroepen geldt echter een verhoogd risico voor de gezondheid:

  • Bij chemische blusgassen bestaan deze nadelige effecten in de eerste plaats uit hartritmestoornissen.
  • Bij de inerte blusgassen treden in de eerste plaats ademhalingsstoornissen op en bij hogere concentraties verstikking.
  • Bij kooldioxide treedt bij lage concentraties verstoring in de bloedsomloop op en bij hogere concentraties verstikking.

De concentratie in een gevaarlijke stoffen opslag is vaak zo hoog dat, zeker bij een volledige Co2 blussing, deze concentratie zeer waarschijnlijk dodelijk zal zijn. In het onderzoek, dat zich inmiddels in een afrondende fase bevindt, wordt daarom vooral op dit soort systemen gericht. Doel van het onderzoek is om, naast de bestaande veiligheidsmaatregelen, met nog meer aanvullende maatregelen te komen. Dat zal er voor kunnen zorgen dat iedereen binnen de gebluste omgeving de gelegenheid krijgt veilig te kunnen laten vluchten uit de opslagruimte.

 

Uw PGS15 adviseur legt uit: WBDBO en vuurbelasting

Binnen de PGS15; de richtlijn voor de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen worden verschillende termen zoals WBDBO en vuurbelasting aangehaald die wij hier graag nader duiden.

Onder de vuurbelasting verstaan we de hoeveelheid warmte per eenheid vloeroppervlakte die vrij komt bij volledige verbranding van alle in de ruimte of in het gebouw aanwezige brandbare materialen, inclusief materialen in de constructieonderdelen die zich binnen die ruimte of dat gebouw bevinden, dan wel deze begrenzen.  Als eenheid voor de vuurbelasting geldt (mega)joule per vierkante meter nettovloeroppervlakte. De vuurbelasting is deels bepalend voor de duur van een brand in een ruimte of in een gebouw. Om een indicatie te krijgen van de duur van een brand kan worden gewerkt met de maatstaf ‘Kilogram vuren per m2’.

De weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO), een belangrijk begrip in de PGS15, is de kortste tijd die een brand nodig heeft om zich uit te breiden van de ene ruimte naar de andere ruimte onder standaardomstandigheden. Brandoverslag is een uitbreiding van brand van een ruimte naar een andere ruimte uitsluitend via de buitenlucht. Branddoorslag is de uitbreiding van brand van een ruimte naar een andere ruimte anders dan via de buitenlucht. Brandoverslag en branddoorslag worden beide uitgedrukt in minuten. Dit is echter voor bandoverslag niet een echte tijdsduur. Bij brandwerendheid ligt er wel een directe koppeling in tijdsduur (testen).

Bent u op zoek naar PGS15 advies van een adviseur? Raadpleeg ons.

INPANDIGE OPSLAGVOORZIENINGEN volgens de PGS15

In de richtlijn voor verpakte gevaarlijke stoffen; de PGS15, wordt onderscheid gemaakt tussen inpandige en uitpandige opslagvoorzieningen. Onder inpandige opslagvoorzieningen worden alle voorzieningen verstaan die in een (ander) bouwwerk zijn gelegen. Ook kant-en-klare opslagsystemen kunnen inpandig worden gebruikt.

Volgens 3.2.4. van de PGS15 mag In een inpandige opslagvoorziening ten hoogste: 2 500 kg verpakte gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen aanwezig zijn, of  10 000 kg onbrandbare of niet brandonderhoudende verpakte gevaarlijke stoffen van uitsluitend ADR-klasse 8, verpakkingsgroep II of III zonder bijkomend gevaar, of ADR-klasse 9 of een combinatie van ADR-klasse 8 verpakkingsgroep II of III zonder bijkomend gevaar en ADR-klasse 9.

In de PGS15:2011 is tegenstelling tot de 2016 versie een vorm van gemotiveerd afwijken van de 2.500 kg opgenomen. ‘Door gemotiveerd afwijken kan een grotere hoeveelheid worden toegestaan (tot maximaal 10 000 kg) indien zonodig extra maatregelen of voorzieningen zijn aangebracht ter beperking van de risico’s. De aanvullend te treffen maatregelen of voorzieningen zijn afhankelijk van de hoeveelheden opgeslagen stoffen, de brandbaarheid, giftigheid enz. Hiervoor kan aansluiting worden gezocht bij de methodiek en grenswaarden in de tabellen 4.1 en 4.2. Een gecertificeerde brandmeldinstallatie      overeenkomstig NEN 2535 met doormelding naar een 24-uurs bezette post voldoet hier in ieder geval aan.’  Dit laatste is verwijderd uit de PGS15:2016 vanwege het feit dat de PGS15 commissie de vormen van gemotiveerd afwijken uit de PGS15 wilde halen. Dat betekent niet dat deze vorm van afwijken niet meer van toepassing is, maar dat bevoegd gezag per situatie kan bepalen of de inpandige opslag specifieke risico’s met zich mee brengt.

Inpandige opslag voor verpakte gevaarlijke stoffen brengen bepaalde risico’s met zich mee. De bereikbaarheid om iemand veilig te stellen of een beginnende brand te blussen zijn bij een inpandige opslag beperkt. In dat kader moeten we bij een PGS15 opslag kijken naar de kans op verspreiding van een brand van binnenuit de opslag naar buiten en een brand van buiten de opslag naar binnen. Het uitgangspunt van een inpandige opslagvoorziening is net zoals die van een uitpandige opslagvoorziening een WBDBO van 60 minuten. Een binnen aanval van de brandweer is hierbij geen uitgangspunt. Dat zal zich in de meeste gevallen bij een inpandige opslagvoorziening vertalen in een brandwerendheid van 60 minuten of meer. Wanneer aan de hand van certificaten aangetoond kan worden dat de brandwerendheid van een inpandige opslagvoorziening 60 minuten is, dan zal de brand binnen in de opslag gedurende 60 minuten binnen blijven, maar is het vaak ook aannemelijk dat deze door zuurstofbeperking snel uit zal gaan. Een gecertificeerde BMI zal er voor zorgen dat een beginnende brand gedetecteerd wordt, waardoor evacuatie op locatie zal plaats vinden. Een brand buiten de opslag zal door de brandwerendheid van 60 minuten gedurende 60 minuten buiten de opslag blijven. Wanneer een inpandige opslag bovendien gelegen is in een gebied welke voorzien is van een blusinstallatie wordt een extra zekerheid ingebouwd en wordt het risico van brand naar de inpandige opslag in ieder geval beheerst. Voor het gemotiveerd afwijken is dat echter niet nodig.

 

Best practice voor veilige chemische PGS15 opslag

De branchevereniging voor de PGS15 opslag VNCW heeft de afgelopen zes maanden samen met een aantal leden hard gewerkt aan een Best practice Behavior Based Safety Warehousing. Doelstelling is de veiligheid in de gevaarlijke stoffen opslagen verder te vergroten door een leidraad op te stellen. De Best practice is nu definitief geworden en beschikbaar gesteld.

In deze best practice wordt een overzicht gepresenteerd van gedragsinterventies die zich hebben bewezen in de praktijk. Daarbij zal men merken dat sommige interventies zich puur richten op directe gedragsbeïnvloeding. Maar veel interventies dragen tegelijkertijd ook bij aan het ontwikkelen van normen en waarden. Opgeteld leiden de interventies tot ontwikkeling en versterking van het veiligheid bewustzijn in brede zin binnen de magazijnen.

Als vereniging voor de PGS15 opslag maakt de VNCW zich voortdurend hard veiligheid onder de aandacht te brengen; enerzijds door te laten zien dat een veilige PGS15 opslag op de eerste plaats komt bij haar leden en anderzijds door de leden tools aan te reiken waarmee veilig werken binnen de opslagen verder kan toenemen.

De Best practice is gratis te downloaden via  www.vncw.nl/VNCW-Best-Practice-BBS-Warehousing.pdf

 

Opslag gevaarlijke stoffen in de verkoopruimte

De opslag van gevaarlijke stoffen in verpakte vorm is geregeld in de PGS15. Daarbij is er een ondergrens gegeven en uitzonderingen. Toch is er nogal eens onduidelijk of de verkoop in een winkel evenzo onder de PGS15 valt.

De opslag van verpakte gevaarlijke stoffen in verkoopruimten is geregeld in artikel 4.8 van de ministeriële regeling van het Activiteitenbesluit.

In het Activiteitenbesluit wordt onder Artikel 4.8 drie opties gegeven. Er kan een beperkte hoeveelheid verpakte gevaarlijke stoffen in een verkoopruimte opgeslagen worden (lid 2b). Daarnaast (en aanvullend) is het mogelijk om de verpakte gevaarlijke stoffen in een PGS 15-opslagvoorziening te plaatsen (lid 2a). Of het bedrijf kan bij het bevoegd gezag een verzoek tot maatwerk indienen (lid 4).

De maximaal toegestane hoeveelheden verpakte gevaarlijke stoffen in de verkoopruimte zijn weergegeven in tabel 4.8. Er kan gekozen worden voor het gebruik van lekbakken onder vloeistoffen van ADR-klasse 3, waardoor meer gevaarlijke stoffen mogen worden opgeslagen. Zonder lekbakken mag volgens tabel 4.8 maximaal 300 liter van ADR-klasse 2 en 3 opgeslagen worden in een verkoopruimte, met lekbakken gezamenlijk maximaal 800 liter.

Bij II gaat het om de totale hoeveelheid stoffen van klasse 2 èn 3 samen. Dat betekent dat opgeslagen mag worden:

  • 800 liter aan ADR-klasse 2 stoffen als er alleen ADR klasse 2 opgeslagen wordt;
  • 800 liter aan ADR-klasse 2 of 3 stoffen als de ADR-klasse 3 boven een lekbak opgeslagen worden;
  • 300 liter aan ADR-klasse 2 of 3 stoffen als er ook ADR-klasse 3 stoffen aanwezig zijn die niet boven een lekbak staan.

De maximaal toegestane hoeveelheden moet worden beperkt als boven de verkoopruimte een ruimte aanwezig is van derden met een woon-, bijeenkomst-, onderwijs- en/of logiesfunctie. Dan is respectievelijk maximaal 150 en 300 liter toegestaan. Wanneer de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (wbdbo) tussen deze bovenliggende ruimte en de verkoopruimte minder dan zestig minuten bedraagt, worden deze toegestane hoeveelheden verder gereduceerd tot respectievelijk 75 en 150 liter.

Daarnaast mag 8.000 liter aan verf in metalen blikken worden opgeslagen (ADR 3). De niet-ADR geclassificeerde verven worden bij deze 8.000 liter niet meegerekend.

Facebook
Facebook
Twitter
Visit Us