De opslag van verpakte gevaarlijke stoffen in andere Europese landen

Waar vind ik in Duitsland regelgeving voor de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen?

De regelgeving voor de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen in Duitsland wordt hoofdzakelijk beheerd door de Technische Regeln für Gefahrstoffe (TRGS) of de “Technische Regels voor gevaarlijke stoffen” in het Nederlands. Deze regels worden opgesteld door het Duitse Ministerie van Arbeid en Sociale Zaken (BMAS) en zijn bedoeld om werknemers te beschermen tegen gezondheidsrisico’s bij het werken met gevaarlijke stoffen.

Specifiek voor de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen verwijzen de TRGS naar de “Lagerung von Gefahrstoffen in ortsbeweglichen Behältern” of LAGA M 20. Dit document geeft richtlijnen voor de opslag van gevaarlijke stoffen in verplaatsbare containers, zoals vaten, drums en IBC’s (Intermediate Bulk Containers).

Daarnaast zijn er nog andere regelgevingen die relevant kunnen zijn, zoals de Gefahrgutverordnung Straße, Eisenbahn und Binnenschifffahrt (GGVSEB) voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, spoor of binnenwateren.

Je kunt meer informatie vinden op de website van het Duitse Ministerie van Arbeid en Sociale Zaken (BMAS) en de Duitse milieuagentschap (UBA).

 

Waar vind ik in België regelgeving voor de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen?

De regelgeving voor de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen in België is opgenomen in het Koninklijk Besluit van 28 februari 1997 betreffende de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen. Dit KB is van toepassing op alle ondernemingen en organisaties die verpakte gevaarlijke stoffen opslaan, met uitzondering van particulieren die deze stoffen uitsluitend gebruiken voor persoonlijke of huishoudelijke doeleinden.

Het KB legt onder meer de minimale afstanden tussen opslagplaatsen en gebouwen vast, de maximaal toegelaten hoeveelheid van gevaarlijke stoffen die opgeslagen mogen worden, de eisen waaraan de opslagplaatsen en -systemen moeten voldoen, de verplichting om veiligheidsmaatregelen te treffen en noodplannen op te stellen, enz.

Je kan het KB van 28 februari 1997 betreffende de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen terugvinden op de website van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (FOD WASO). Daarnaast kunnen ook de gewestelijke overheden nog aanvullende regelgeving hebben opgesteld.

 

Waar vind ik in Frankrijk regelgeving voor de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen?

In Frankrijk wordt de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen gereguleerd door verschillende wetten en regelgevingen. De belangrijkste wetten zijn de Code de l’environnement (Milieucode), de Code du travail (Arbeidscode) en de Code de la construction et de l’habitation (Bouw- en Woningwet).

Specifiek voor de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen, kunt u de Franse wetgeving rond “Installations Classées pour la Protection de l’Environnement” (ICPE) raadplegen. Dit is een Franse milieuwet die de milieurisico’s van industriële activiteiten beheert. De ICPE-classificatie bepaalt welke voorschriften van toepassing zijn op de installaties die verpakte gevaarlijke stoffen opslaan.

U kunt meer informatie vinden op de website van het Franse ministerie van Ecologie, du Développement durable et de l’Energie (Ministerie van Milieu, Duurzame Ontwikkeling en Energie). Op de website vindt u een database (AIDA) met informatie over alle ICPE-installaties in Frankrijk en hun classificatie. Daarnaast zijn er ook websites die de Franse wet- en regelgeving publiceren, zoals legifrance.gouv.fr.

 

Waar vind ik in Polen regelgeving voor de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen?

De regelgeving voor de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen in Polen wordt gereguleerd door de Poolse wetgeving.

De belangrijkste wetgevingen voor dit onderwerp zijn:

  1. De Wet op chemische stoffen en hun mengsels van 30 juni 2000 (Journal of Laws Nr 108, item 1158).
  2. Verordening van de minister van Economie van 27 augustus 2010 inzake de technische eisen die worden gesteld aan verpakkingen en de categorieën van gevaarlijke goederen die mogen worden vervoerd (Journal of Laws Nr 153, item 1034).
  3. De regels van de technische inspectie van technische apparatuur die onderhevig is aan periodieke inspecties (Journal of Laws van 2002 Nr 75, item 690).

De Poolse wetgeving voor opslag van verpakte gevaarlijke stoffen vereist ook dat de opslaglocatie voldoet aan bepaalde veiligheids- en gezondheidsnormen.

Ben jij op zoek naar advies Opslag gevaarlijke stoffen? Neem contact op.

Is onze kleine opslag gevaarlijke stoffen ook werkvoorraad?

Met een vraagstelling wordt niet altijd duidelijk wat bedoeld wordt. Wanneer de ondergrens van de PGS15 bereikt wordt en de PGS15 van toepassing is dan dient opslag plaats te vinden in een PGS15 opslagvoorziening. De uitzondering daarop is de werkvoorraad. Hoewel er in een magazijn ook gewerkt wordt vormt dit geen wekvoorraad. Onder een werkvoorraad verpakte gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen wordt volgens de PGS15 verstaan: de voorraad verpakte gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen die ten behoeve van de bedrijfsvoering/productie in een productieruimte/werkruimte of per procesinstallatie of afvulinstallatie is opgesteld.

Hierbij gelden een aantal voorwaarden: − de werkvoorraad moet strikt noodzakelijk zijn; − per gevaarlijke stof mag (voor iedere werkvoorraad) ten hoogste één aangebroken verpakkingseenheid aanwezig zijn, plus één reserve. Indien een dagvoorraad uit meer dan één verpakkingseenheid bestaat, dan mag er een dagvoorraad staan plus één reserve verpakkingseenheid; − de werkvoorraad mag zich niet bevinden in een rijroute van vorkheftrucks of andere transportmiddelen; − de werkvoorraad mag het vluchten niet belemmeren; − gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen die als werkvoorraad in een productie- of werkruimte of nabij een procesinstallatie aanwezig zijn, moeten worden bewaard in deugdelijke verpakking die bestand is tegen de desbetreffende gevaarlijke stof; − indien de werkvoorraad bestaat uit een hoeveelheid van meer dan 50 l brandbare vloeistoffen van ADR-klasse 3, dan moet de verpakking zijn geplaatst boven een lekbak of een gelijkwaardige voorziening

De werkvoorraad zoals opgenomen in de PGS15 moet zodanig zijn dat de productie normaal doorgang kan vinden. Het is echter niet de bedoeling dat meerdere niet-geopende eenheden onnodig dagenlang of zelfs wekenlang in een werkruimte of buiten de PGS15 verblijven. Dan is er sprake van ‘verkapte opslag’. Deze eenheden behoren dan te worden bewaard in een opslagruimte. Waar exact de grens ligt, is moeilijk aan te geven. Het is aan het bedrijf om aannemelijk te maken dat de verpakte gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen binnen een redelijke tijd daadwerkelijk zullen worden gebruikt in het productieproces. De werkvoorraad hoeft niet aan het eind van elke dag te worden overgebracht naar een opslagruimte (en vice versa aan het begin van een werkdag): de risico’s van transport zijn groter dan van de stationaire werkvoorraad. Bij batchgewijze productie en bij volcontinu-bedrijven behoort per situatie te worden beoordeeld wat vereist is voor een goede procesvoering

Ook een vraag over de PGS15. Onze PGS15 adviseur(s) is u graag van dienst: PGS15 advies

Of bent u op zoek naar een PGS15 op en inschrijving of PGS15 E-learning?

Veilig vluchten uit een PGS15 opslag

De volgende aandachtspunten zijn belangrijk om op tijd te kunnen vluchten:

  • Benodigde vluchttijd
  • Obstakels op de vluchtroute
  • Zichtbaarheid van de vluchtroute
  • Werken op hoogte
  • Instructie in het gebruik van de uitstelknop
  • Overcapaciteit van het systeem

 

Benodigde vluchttijd

De tijd tussen het afgaan van het vluchtalarm en het moment dat het blussysteem begint met de blussing is meestal 30 seconden. Dit kan echter verschillen per installatie. Veel blusinstallaties zijn zo ontworpen dat het blusmiddel binnen een paar minuten de ruimte geheel gevuld heeft. In deze vluchttijd moeten aanwezige personen onder alle voorziene omstandigheden de ruimte kunnen verlaten.

 

Obstakels op de vluchtroute

Pallets of grotere objecten worden in verband met ruimtegebrek nog al eens in gangpaden en looproutes geplaatst. Hierdoor kan de vluchtroute langer worden of is de vluchtroute niet meer duidelijk, doordat vluchtborden niet meer zichtbaar zijn. Het is daarnaast ook belangrijk dat brandblussystemen ontworpen worden op de uiteindelijke indeling van de ruimte. Als achteraf aanpassingen worden gedaan in de ruimte, bijvoorbeeld wanneer stellingen worden (bij)geplaatst, kan dit van invloed zijn op de mogelijke vluchtroutes en daarmee de benodigde vluchttijd. Wanneer toch nog mensen aanwezig zijn in de ruimte en het brandblussysteem begint met het inzetten van het (schuim)blusmiddel kan dit een vluchtroute blokkeren wanneer de opening hiervan geplaatst is boven een vluchtroute. Door de enorme stuwkracht van het blusmiddel en het verminderde zicht wordt het vluchten daardoor nagenoeg onmogelijk.

 

Zichtbaarheid van de vluchtroute

Wanneer vluchtroutes niet of moeilijk te onderscheiden zijn van stellingvakken of vergelijkbare opstellingen is het voor werknemers niet duidelijk waar ze heen moeten vluchten. Markering en signalering van vluchtmogelijkheden is daarom van belang. Ook training en regelmatig oefenen zorgt ervoor dat personen weten hoe te handelen in geval van een alarmering.

 

Werken op hoogte

Wanneer werknemers via trappen of ladders op hoogte of op een ander niveau werken kost het extra tijd voordat ze bij een nooduitgang kunnen zijn. Werknemers die met de heftruck omhoog gaan, een zogenaamde man-up (reach)heftruck, zullen extra tijd nodig hebben om af te kunnen dalen en te kunnen vluchten. (bron: CLM)

 

Op zoek naar PGS15 advies?

De noodzaak van een werkvergunning systeem in de PGS15 opslag

Veel incidenten in de PGS15 opslag doen zich voor tijdens of als gevolg van onderhoudswerkzaamheden en reparaties. De arbowet vereist dat arbeidsmiddelen in een veilige staat worden gehouden. Alleen personeel dat voldoende gekwalificeerd en geautoriseerd is en de gevaren volledig begrijpt, mag inspecties en onderhoud uitvoeren. Als u externe aannemers gebruikt om dit werk uit te voeren, moet u ervoor zorgen dat ze bekwaam zijn om het vereiste werk uit te voeren. Ook in de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen (PGS15) is een werkvergunningssysteem vereist.

In de meeste gevallen moet een werkvergunningssysteem worden gebruikt om die onderhoudswerkzaamheden te controleren die een ontstekingsbron vormen of schade aan de verpakkingen kunnen veroorzaken. Werkvergunningen zijn formele managementdocumenten. Alleen degenen met duidelijk toegewezen bevoegdheden mogen ze afgeven. In de werkvergunning staat aan welke eisen moet worden voldaan voordat de vergunning wordt verleend en voordat de werkzaamheden die onder de werkvergunning vallen worden uitgevoerd. Individuele werkvergunningen moeten betrekking hebben op duidelijk omschreven individuele werkstukken. Werkvergunningen moeten normaal gesproken het volgende bevatten:

  • Het is essentieel dat er geen onderhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd totdat de mogelijke gevaren van het werk zijn duidelijk geïdentificeerd en beoordeeld;
  • de benodigde voorzorgsmaatregelen zijn gedetailleerd gespecificeerd;
  • identificatie van de gevaren, inclusief de restgevaren en de gevaren die door het werk zelf zijn ontstaan;
  • de nodige veiligheidsuitrusting is voorzien; en
  • aan alle betrokkenen adequate en duidelijke instructie is gegeven

Op zoek naar deskundig PGS15 advies? Neem contact met ons op.

Te weinig aandacht voor GHS in de PGS15 opslag (en cursus)

Bij de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen in de PGS15 kunnen een aantal gevaren ontstaan. Deze gevaren kunnen gevolgen hebben voor de personen die in de opslagplaats werken, de hulpdiensten in geval van een incident, het grote publiek daarbuiten en de omgeving. In de PGS15 en dan met name hoofdstuk 3, hebben we het ADR als uitgangspunt genomen voor het inschatten van de risico’s. Dat kan ertoe leiden dat er een onderschatting is van gevaren voor de werknemers en leidinggevende. Ook in menig PGS15 cursus wordt er onvoldoende aandacht aan besteedt. Voor SafetyNet aanleiding in het basiskennis module van haar PGS15 cursus daar juist aandacht voor te hebben.

Het Globally Harmonised System of Classification and Labelling of Chemicals (GHS) is een systeem van de Verenigde Naties om gevaarlijke chemicaliën te identificeren en om gebruikers over deze gevaren te informeren door middel van standaardsymbolen en -zinnen op de verpakkingsetiketten en door middel van veiligheidsinformatiebladen. Het is herkenbaar aan de rood-witte gebruiksetiketten. De CLP-verordeningen zoals de regelgeving hierover heten werden van kracht op 20 januari 2009. Ze vervingen na een overgangsperiode de oranje gebruiksetiketten.

De meeste gevaarlijke stoffen die ter plaatse aankomen, zullen worden gemarkeerd met het etiketteringssysteem voor het vervoer of het markeringssysteem dat is vastgelegd in de vervoersvoorschriften. Veel gevaarlijke goederen, zoals spuitbussen, worden zelfs vervoerd in verpakkingen met een beperkte hoeveelheid en worden zelfs niet gemarkeerd met ADR etiketten, maar met het merkteken voor beperkte hoeveelheid. Dat leidt er in beide gevallen toe dat de kennis ook de daadwerkelijke gevaren van de stoffen beperkt is. Tenslotte laten vervoersetiketten niet altijd zien wat het gevaar is van een stof. Zo kan een stof voor het vervoer een ongevaarlijke stof zijn (Non ADR) terwijl die voor de blootstelling volgens het GHS kankerverwekkend is.

Kortom; meer aandacht voor de gevaren van blootstelling en meer aandacht voor de GHS etikettering. En daar is de PGS15 cursus prima geschikt voor.

Ook op zoek naar een PGS15 cursus? Neem contact met ons op.

Het begrip werkvoorraad in de PGS15

Onder een werkvoorraad verpakte gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen als genoemd in de PGS15 wordt verstaan: de voorraad verpakte gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen die ten behoeve van de bedrijfsvoering/productie in een productieruimte/werkruimte of per procesinstallatie of afvulinstallatie is opgesteld.  Deze definitie uit de PGS15 roept echter nog wel wat vragen op. Reden voor een nadere uitleg.

Als we naar het begrip werkvoorraad kijken dan dienen we in ieder geval rekening te houden met een aantal aandachtspunten:

  • de werkvoorraad moet strikt noodzakelijk zijn;
  • per gevaarlijke stof mag (voor iedere werkvoorraad) ten hoogste één aangebroken verpakkingseenheid aanwezig zijn, plus één reserve. Indien een dagvoorraad uit meer dan één verpakkingseenheid bestaat, dan mag er een dagvoorraad staan plus één reserve verpakkingseenheid;
  • de werkvoorraad mag zich niet bevinden in een rijroute van vorkheftrucks of andere transportmiddelen;
  • de werkvoorraad mag het vluchten niet belemmeren;
  • gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen die als werkvoorraad in een productie- of werkruimte of nabij een procesinstallatie aanwezig zijn, moeten worden bewaard in deugdelijke verpakking die bestand is tegen de desbetreffende gevaarlijke stof;
  • indien de werkvoorraad bestaat uit een hoeveelheid van meer dan 50 l brandbare vloeistoffen van ADR-klasse 3, dan moet de verpakking zijn geplaatst boven een lekbak of een gelijkwaardige voorziening.

De werkvoorraad moet zodanig zijn dat de productie normaal doorgang kan vinden. Het is echter niet de bedoeling dat meerdere niet-geopende eenheden onnodig dagenlang of zelfs wekenlang in een werkruimte of dergelijke verblijven. Dan is er sprake van ‘verkapte opslag’. Deze eenheden behoren dan te worden bewaard in een opslagruimte. Waar exact de grens ligt, is moeilijk aan te geven. Het is aan het bedrijf om aannemelijk te maken dat de verpakte gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen binnen een redelijke tijd daadwerkelijk zullen worden gebruikt in het productieproces.

De werkvoorraad hoeft niet aan het eind van elke dag te worden overgebracht naar een opslagruimte (en vice versa aan het begin van een werkdag): de risico’s van transport zijn groter dan van de stationaire werkvoorraad. Bij batchgewijze productie en bij volcontinu-bedrijven behoort per situatie te worden beoordeeld wat vereist is voor een goede procesvoering.

Onder een verpakkingseenheid wordt verstaan bijvoorbeeld een blik, een doos, een vat maar ook een pallet waarop deze stoffen staan opgeslagen.  Een lekbak is bij een hoeveelheid van meer dan 50 l brandbare vloeistoffen vereist ter voorkoming van verspreiding.  Een laskar met gasflessen kan ook als werkvoorraad worden beschouwd.

Voor PGS15 advies raadpleegt u één van onze PGS15 adviseurs

Regelgeving opslag van lithium-ion energiedragers

Op 1 juli 2020 is in de Staatscourant de Circulaire Lithium-ion energiedragers gepubliceerd waarmee de inhoud een bepaalde status krijgt. Vooruitlopend op regelgeving en in afwachting van de totstandkoming van de PGS-37 bevat de circulaire adviezen om de veiligheid in de omgeving van de toepassingen van de lithium-ion energie-dragers te verhogen. De circulaire heeft geen bindend karakter en kan daarom niet meer dan richtinggevend zijn en is niet afdwingbaar. Uiteraard is wel sprake van afdwingbaarheid als de adviezen uit de circulaire door het bevoegd gezag worden omgezet in voorschriften of regels in omgevingsvergunning, bestemmingsplan of omgevingsplan.

Bij de opslag van energiedragers gaat het om cellen of batterijen die buiten de gebruiksfase verkeren. Buiten de reikwijdte van de circulaire vallen daarmee de energiedragers die gemonteerd zijn in de gebruikstadium verkerende elektronica, gereedschap, of vervoermiddelen, zoals in gebruik zijnde scootmobielen, fietsen of auto’s. Bedrijfsmatig of particulier gebruik van bijvoorbeeld voertuigen, scooters of fietsen of gereedschap met lithium-ion energiedragers valt buiten de reikwijdte van de circulaire. Het gaat daarbij om regulier eigen gebruik, door de eigenaar zelf of werknemers. Ook buiten de reikwijdte vallen energiedragers in parkeerplaatsen, parkeergarages en fietsenstallingen of een of enkele reserve-energiedragers, die bedoeld zijn voor directe montage in een apparaat (denk aan een reserve-energiedrager voor een stuk gereedschap).Deze circulaire heeft wel betrekking op opgeslagen lithium-ion energiedragers als deze in apparaten zijn gemonteerd, voor zover deze apparaten niet in de gebruiksfase zitten.

In de circulaire worden voor intacte energiedragers ondergrenzen aangehouden om de reikwijdte te bepalen. Daarbij wordt voor de opslag van energiedragers onderscheid gemaakt tussen enerzijds intacte cellen met een capaciteit per cel tot en met 20 Wh of intacte batterijen met een capaciteit per batterij tot en met 100 Wh en anderzijds intacte energiedragers met een grotere capaciteit. Voor de eerstgenoemde categorie is de circulaire van toepassing bij een hoeveelheid van 1.000 kg of meer per brandcompartiment of andere opslagvoorziening. Voor de grotere energiedragers is de circulaire van toepassing als er per brandcompartiment of andere opslagvoorziening 333 kg of meer wordt opgeslagen. De gewichten gelden inclusief de omhulling van de energiedrager, maar exclusief de (transport)verpakking.

In deze circulaire wordt als vuistregel gehanteerd dat een brandcompartiment maximaal 10.000 kg energiedragers herbergt en een maximaal oppervlak heeft van 300 m2. Dit laatste omwille van beperking van het brandoppervlak en de bereikbaarheid voor de brandweer. Als niet meer dan 10.000 kg per opslagvoorziening aanwezig is, betekent dit overigens ook dat er geen vergunningplicht aan de orde is op grond van het Bor, bijlage I, categorie 4.4, onder j. Wel geldt een meldingsplicht op grond van artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit. Bijvoorbeeld om redenen van haalbaarheid en betaalbaarheid kan wel sprake zijn van een vergunningplichtige situatie (waarbij er dus meer dan 10.000 kg in een opslagvoorziening is geplaatst of er met een oppervlak groter dan 300 m2 wordt gewerkt). Voor gevallen waarin meer dan 10.000 kg per brandcompartiment of een groter oppervlak dan 300 m2 wordt opgeslagen, wordt maatwerk geadviseerd met advies van de Veiligheidsregio of brandweer.

Bij een opslagvoorziening die als apart brandcompartiment is ingericht is het uitgangspunt dat een brand snel gedetecteerd en in een beginstadium beheerst wordt. Om die reden is een vastopgesteld automatisch blussysteem aanwezig. De automatische systemen zijn bijvoorbeeld: een sprinklerinstallatie of een deluge-installatie7 of alternatieven zoals de toepassing van aerosolen. De installatie moet daarbij gecertificeerd zijn en aantoonbaar een lithium-ion brand in een beginstadium kunnen beheersen. De automatische installatie moet hierbij ook bewerkstelligen dat er geen uitbreiding plaatsvindt naar de naastgelegen opgeslagen energiedragers binnen het brandcompartiment. De systemen die kunnen worden toegepast in een opslagvoorziening en de eisen waaraan deze systemen moeten voldoen, zijn verder uitgewerkt in de PGS-148. Naast een koel-/blussysteem is er een voor dat systeem geschikte branddetectie. Een thermisch detectiesysteem zorgt voor een snelle melding bij het ontstaan van een oververhitting en een (kruisgevoelige) koolmonoxide melder detecteert ook in een vroeg stadium vrijkomend waterstofgas. Om die reden worden beide systemen aangeraden, waarbij tevens een doormelding plaatsvindt naar een continu bezette particuliere alarmcentrale (PAC).
De PGS-37 zal in de loop van 2021 voltooid worden. Het is de bedoeling de PGS-37 op dat moment onder de Omgevingswet in het Besluit activiteiten leefomgeving, Bal) van toepassing te verklaren.  Op zoek naar deskundig PGS15 advies en adviseur? Neem contact met ons op.

Blusgassystemen vragen om extra maatregelen

Blusgassystemen zijn binnen West Europa in toenemende mate populair als VBB-systeem binnen de opslagen met gevaarlijke stoffen. Dat is echter niet zonder risico’s. Bij het ontstaan van brand treden er risico’s op voor de in de ruimte aanwezige personen (rookgassen, ontledingsproducten en hitte). Er worden speciale eisen gesteld aan de persoonlijke veiligheid in relatie tot het inbrengen van het blusgas. Hiervoor is in Nederland een aparte brancherichtlijn van de Specifieke Veiligheidsinformatie (SVI) ‘Blussystemen, veiligheidsaspecten’ ontwikkeld, waarin technische maatregelen staan omschreven. De basisgedachte hierbij is dat iedereen de ruimte (en/of de aangrenzende ruimte) moet hebben verlaten voordat de uitstroom van blusgas plaatsvindt. Binnen het Knelpuntenonderzoek Gecontroleerd vluchten uit een gebluste omgeving, uitgevoerd door de VNCW, wordt gezocht naar aanvullende maatregelen om de risico’s nog verder terug te dringen.

Soms gaat het fout. Incidenten met dodelijke afloop met een gasblusinstallatie binnen een warehouse omgeving zijn nauwelijks voorgekomen. In ons onderzoek stuitten we op een dodelijk ongeval bij de University of Iowa in de Hazardous Waste Storage Facility (1994). Dat betekent niet dat het ongewild afgaan van systemen weinig voor komt. Hiervan zijn diverse voorbeelden, ook in Nederland, bekend. Dat dit nog niet geleid heeft tot  dodelijke slachtoffers is vooral een goed teken. Meer incidenten zijn bekend in andere omgevingen en ook deze signalen moeten we meenemen. In een automatische parkeergarage onder een appartementencomplex aan de Markendaalseweg in Breda raakte begin februari 2020 een man zwaargewond door een CO2-blusinstallatie. De man was in de parkeergarage aanwezig toen het blussysteem met CO2-gas in werking ging. Hierdoor kreeg hij geen zuurstof meer en raakte hij buiten bewustzijn. De man werd door de brandweer uit de ruimte gehaald en gereanimeerd door de hulpdiensten. Hij werd met spoed naar het ziekenhuis vervoerd, maar was wel aanspreekbaar.

Aan boord van zeeschepen wil het nogal eens fout gaan. In Mei 2019 vielen 10 doden aan boord van een Chinees vrachtschip.

Een studie van het Amerikaanse Environmental Protection Agency toonde een inventarisatie van ongevallen met CO2-lekken bij blussystemen tot en met 1999. Dat onderzoek laat een 119 doden zien op internationaal niveau en 152 gewonden. Statistieken na 1999 ontbreken helaas. Daarbij is het lastig om gegevens uit China te verzamelen.

Een blusgassysteem is opgebouwd uit een voorraad blusgascilinders en/of -tanks die zijn opgesteld in of nabij de te blussen ruimte. Dit kan zowel binnen als buiten het gebouw zijn. Aan deze opstellingsruimte zijn veiligheidseisen gesteld conform de SVI-publicaties. Ieder systeem is voorzien van een leidingwerk waardoor via ‘nozzles’ het blusgas in de te blussen ruimte wordt afgeblazen. Dit leidingwerk is een zogenaamd open leidingsysteem. Dit moet met behulp van een voor het desbetreffende systeem geschikt softwarepakket worden ontworpen en hydraulisch berekend. Onderzoek van de onderzoeksgegevens laat zien dat het vooral fout gaat tijdens onderhouds- of testfasen. Daarnaast waren er incidenten door het gebrek aan informatie en onvoldoende training van het personeel over de CO2-risico’s.

Wanneer we naar een gevaarlijke stoffen opslag kijken hebben we rekening te houden met veel criteria. Blusgas is alleen toe te passen in een gesloten ruimte als volumebeveiliging, waarbij rekening moet worden gehouden met een RWA. Bovendien is het niet toepasbaar bij zuurstof genererende stoffen en niet toepasbaar bij kernbranden. Bij het gebruik van blusgas moet er extra aandacht zijn voor persoonlijke veiligheid en omliggende ruimten.

Voor sommige risicogroepen geldt echter een verhoogd risico voor de gezondheid:

  • Bij chemische blusgassen bestaan deze nadelige effecten in de eerste plaats uit hartritmestoornissen.
  • Bij de inerte blusgassen treden in de eerste plaats ademhalingsstoornissen op en bij hogere concentraties verstikking.
  • Bij kooldioxide treedt bij lage concentraties verstoring in de bloedsomloop op en bij hogere concentraties verstikking.

De concentratie in een gevaarlijke stoffen opslag is vaak zo hoog dat, zeker bij een volledige Co2 blussing, deze concentratie zeer waarschijnlijk dodelijk zal zijn. In het onderzoek, dat zich inmiddels in een afrondende fase bevindt, wordt daarom vooral op dit soort systemen gericht. Doel van het onderzoek is om, naast de bestaande veiligheidsmaatregelen, met nog meer aanvullende maatregelen te komen. Dat zal er voor kunnen zorgen dat iedereen binnen de gebluste omgeving de gelegenheid krijgt veilig te kunnen laten vluchten uit de opslagruimte.

 

PGS15 Nieuwe Stijl en Omgevingswet laten nog even op zich wachten

Recent maakte de NEN bekend dat er een interim-versie van de PGS15 naar Brussel is gestuurd samen met de Omgevingswet. Een eis van de Europese Unie waarbij toetsing plaats vindt om te bepalen dat de wetgeving geen marktbeperkingen met zich mee brengen. Met het uitkomen van de interim-versie is duidelijk dat de PGS15 Nieuwe stijl nog even op zich laat wachten. Dat is overigens ook zo met de invoering van de Omgevingswet.

De Omgevingswet gaat zoals verwacht niet op 1 januari 2021 in. Als reden wordt opgegeven dat het uitstel nodig is „mede gezien de veranderende realiteit als gevolg van het coronavirus”. Echter was uitstel was al onvermijdelijk, omdat de belangrijkste software niet rond die tijd gereed zou zijn. Met een digitale infrastructuur die niet klaar is en ook niet op tijd getest zou zijn was het al raadselachtig hoe de lancering op tijd plaats zou hebben gevonden. Ook de PGS15 is nu als interimversie naar Brussel gestuurd met de Omgevingswet. De vorig jaar gepubliceerde PGS15 Nieuw stijl bleek niet op tijd gereed te kunnen zijn, waarna besloten werd om de PGS15:2016 versie Bal proof te maken en deze als interimversie in te sturen.

Ook op zoek naar PGS15 advies.

Explosieveiligheid in PGS15 opslagen

Binnen PGS15 richtlijn zijn de regels voor de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen vastgelegd. Die gevaarlijke stoffen vormen een potentiéle bedreiging voor mens en/of milieu wanneer ze vrij komen. Ook de kans op een explosie is niet ondenkbaar. Explosieveiligheid is geregeld in de Europese ATEX-richtlijn. De Nederlandse Arbeidsinspectie / Inspectie SZW heeft t.a.v. zogenaamde UN gekeurde verpakkingen zonder ontluchtingsventiel een standpunt ingenomen ten aanzien van explosie-veiligheid. De voorwaarden die gesteld worden zijn echter breder dan vaak gelezen worden.

Het standpunt betekent dat bij het indelen van een PGS 15 opslag in gevarenzones, UN gekeurde verpakkingen zonder ontluchtingsventiel niet gezien worden als secundaire gevarenbron. Dit standpunt is een verduidelijking van de NPR 7910-1. In het geval van een PGS 15 opslag met alleen verpakkingen die voldoen aan dit UN keur,kan dit leiden tot een indeling in de categorie: ‘Niet Gevaarlijk Gebied’. De Arbeidsinspectie is dus van mening dat onder normale omstandigheid binnen een bedrijf met UN gekeurde verpakkingen voor brandbare stoffen zonder ontluchtingsventiel deze niet als secundaire bron behoeven te worden aangemerkt en het belangrijkste gevolg hiervan is dat tijdens normaal bedrijf geen explosieveilig materieel gebruikt hoeft te worden. In loodsen met opslag van brandbare stoffen in dergelijke UN gekeurde verpakkingen, hoeft dus geen gebruik te worden gemaakt van explosieveilige heftrucks tijdens normale bedrijfsomstandigheden, noch zijn andere maatregelen ter beperking van explosiegevaar in geval van het normale bedrijf noodzakelijk. Zoals aangegeven vallen UN gekeurde verpakkingen met ontluchtingsventiel, IBC-verpakkingen die buiten de beproevingstermijn worden gebruikt en andere niet gekeurde verpakkingen niet binnen deze regeling en is er sprake van secundaire gevarenbronnen. Ook bij de opslag van aanstekers moet rekening gehouden worden dat ze niet onder deze regeling vallen. Overigens geldt dit standpunt ook voor verpakkingen die vallen onder het LQ-regime (Limited Quantities).

Het blijft voor bedrijven overigens altijd noodzakelijk om in het kader van explosieveiligheid rekening te houden met calamiteiten, zoals het lek steken van een vat met de lepels van een heftruck of het vallen van een vat uit een stelling. En met name op dit punt ontbreekt de belangrijkste schakel. Er zal alsnog over explosieveiligheid nagedacht moeten worden wanneer er brandbare stoffen opgeslagen worden. Bij het vrij komen van brandbare stoffen kan er zich een damp ontwikkelen die potentieel tot een explosie kan leiden. Dit betekent dat er bij de bouw al rekening gehouden moet worden met betrekking tot alle installaties (deuren, noodverlichting etc) die in stand (moeten) blijven bij een incident. Naast dat er nagedacht moet worden over de inrichting moet er een koppeling gelegd worden met de noodscenario’s. Alles wat uitgezet kan worden bij een incident dat een explosie kan veroorzaken moet uitgezet worden. Dat moet procedureel geborgd zijn. Tevens moet geborgd zijn dat bij een spill ook door hulpverleners geen explosie veroorzaakt wordt. Heeft u assistentie nodig bij het opstellen van een explosieveiligheidsdocument, vastleggen van een beschouwing of de implementatie in noodprocedures zoals hierboven beschreven. Neem dan contact met ons op.

 

Facebook
Facebook
Twitter
Visit Us