Explosieveiligheid in PGS15 opslagen

Binnen PGS15 richtlijn zijn de regels voor de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen vastgelegd. Die gevaarlijke stoffen vormen een potentiéle bedreiging voor mens en/of milieu wanneer ze vrij komen. Ook de kans op een explosie is niet ondenkbaar. Explosieveiligheid is geregeld in de Europese ATEX-richtlijn. De Nederlandse Arbeidsinspectie / Inspectie SZW heeft t.a.v. zogenaamde UN gekeurde verpakkingen zonder ontluchtingsventiel een standpunt ingenomen ten aanzien van explosie-veiligheid. De voorwaarden die gesteld worden zijn echter breder dan vaak gelezen worden.

Het standpunt betekent dat bij het indelen van een PGS 15 opslag in gevarenzones, UN gekeurde verpakkingen zonder ontluchtingsventiel niet gezien worden als secundaire gevarenbron. Dit standpunt is een verduidelijking van de NPR 7910-1. In het geval van een PGS 15 opslag met alleen verpakkingen die voldoen aan dit UN keur,kan dit leiden tot een indeling in de categorie: ‘Niet Gevaarlijk Gebied’. De Arbeidsinspectie is dus van mening dat onder normale omstandigheid binnen een bedrijf met UN gekeurde verpakkingen voor brandbare stoffen zonder ontluchtingsventiel deze niet als secundaire bron behoeven te worden aangemerkt en het belangrijkste gevolg hiervan is dat tijdens normaal bedrijf geen explosieveilig materieel gebruikt hoeft te worden. In loodsen met opslag van brandbare stoffen in dergelijke UN gekeurde verpakkingen, hoeft dus geen gebruik te worden gemaakt van explosieveilige heftrucks tijdens normale bedrijfsomstandigheden, noch zijn andere maatregelen ter beperking van explosiegevaar in geval van het normale bedrijf noodzakelijk. Zoals aangegeven vallen UN gekeurde verpakkingen met ontluchtingsventiel, IBC-verpakkingen die buiten de beproevingstermijn worden gebruikt en andere niet gekeurde verpakkingen niet binnen deze regeling en is er sprake van secundaire gevarenbronnen. Ook bij de opslag van aanstekers moet rekening gehouden worden dat ze niet onder deze regeling vallen. Overigens geldt dit standpunt ook voor verpakkingen die vallen onder het LQ-regime (Limited Quantities).

Het blijft voor bedrijven overigens altijd noodzakelijk om in het kader van explosieveiligheid rekening te houden met calamiteiten, zoals het lek steken van een vat met de lepels van een heftruck of het vallen van een vat uit een stelling. En met name op dit punt ontbreekt de belangrijkste schakel. Er zal alsnog over explosieveiligheid nagedacht moeten worden wanneer er brandbare stoffen opgeslagen worden. Bij het vrij komen van brandbare stoffen kan er zich een damp ontwikkelen die potentieel tot een explosie kan leiden. Dit betekent dat er bij de bouw al rekening gehouden moet worden met betrekking tot alle installaties (deuren, noodverlichting etc) die in stand (moeten) blijven bij een incident. Naast dat er nagedacht moet worden over de inrichting moet er een koppeling gelegd worden met de noodscenario’s. Alles wat uitgezet kan worden bij een incident dat een explosie kan veroorzaken moet uitgezet worden. Dat moet procedureel geborgd zijn. Tevens moet geborgd zijn dat bij een spill ook door hulpverleners geen explosie veroorzaakt wordt. Heeft u assistentie nodig bij het opstellen van een explosieveiligheidsdocument, vastleggen van een beschouwing of de implementatie in noodprocedures zoals hierboven beschreven. Neem dan contact met ons op.

 

Uw PGS15 adviseur legt uit: WBDBO en vuurbelasting

Binnen de PGS15; de richtlijn voor de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen worden verschillende termen zoals WBDBO en vuurbelasting aangehaald die wij hier graag nader duiden.

Onder de vuurbelasting verstaan we de hoeveelheid warmte per eenheid vloeroppervlakte die vrij komt bij volledige verbranding van alle in de ruimte of in het gebouw aanwezige brandbare materialen, inclusief materialen in de constructieonderdelen die zich binnen die ruimte of dat gebouw bevinden, dan wel deze begrenzen.  Als eenheid voor de vuurbelasting geldt (mega)joule per vierkante meter nettovloeroppervlakte. De vuurbelasting is deels bepalend voor de duur van een brand in een ruimte of in een gebouw. Om een indicatie te krijgen van de duur van een brand kan worden gewerkt met de maatstaf ‘Kilogram vuren per m2’.

De weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO), een belangrijk begrip in de PGS15, is de kortste tijd die een brand nodig heeft om zich uit te breiden van de ene ruimte naar de andere ruimte onder standaardomstandigheden. Brandoverslag is een uitbreiding van brand van een ruimte naar een andere ruimte uitsluitend via de buitenlucht. Branddoorslag is de uitbreiding van brand van een ruimte naar een andere ruimte anders dan via de buitenlucht. Brandoverslag en branddoorslag worden beide uitgedrukt in minuten. Dit is echter voor bandoverslag niet een echte tijdsduur. Bij brandwerendheid ligt er wel een directe koppeling in tijdsduur (testen).

Bent u op zoek naar PGS15 advies van een adviseur? Raadpleeg ons.

Een Amerikaanse brandveiligheidskast is nog geen Europese conform de 14470

Van tijd tot tijd duikt er een Amerikaanse brandveiligheidskast op marktplaats op. Iedereen die dan denkt goedkoop uit te zijn kan echter bedrogen uitkomen. Als PGS15 adviseur informeren wij u hier graag over.

In het kort kunnen we zeggen dat dat een Amerikaanse brandveiligheidskast niet voldoet aan de PGS 15. De PGS15 stelt een aantal eisen aan de brandveiligheidskast, waardoor een Amerikaanse kast in basis nooit zal voldoen. Voor de brandveiligheidsopslagkasten is de norm NEN-EN-14470-1 van toepassing met een minimale prestatie van 30 minuten.

De Amerikaanse kast is getest volgens de NFPA 30 en om een idee te geven van de brandwerendheid:

Storage cabinets designed and constructed to limit the internal temperature at the center of the cabinet and 1 in. (25 mm) from the top of the cabinet to not more than 325°F (163°C), when subjected to a 10-minute fire test that simulates the fire exposure of the standard time–temperature curve specified in ASTM E 119, Standard Test Methods for Fire Tests of Building Construction and Materials, shall be acceptable.

Dit komt dus overeen met een prestatie van 10 minuten. Dat is dus niet voldoende.

In geval van een brand dient de kast bovendien volledig zelfsluitend te zijn vanuit elke positie. Ook hieraan zullen de meeste kasten niet voldoen.

Ook de vereiste handleiding ontbreekt vaak. De producent/leverancier dient bij de veiligheidsopslagkast mee te leveren een handleiding met informatie, welke
minimaal het volgende moet bevatten:

a) de maximale beladingcapaciteit van ieder afzonderlijk legbord (zie 5.5) en van de volledige kast;
b) het maximale volume, in liters, van de grootste emballage dat mag worden opgeslagen in de kast (zie 5.6):
c) de capaciteit aan opvang lekvloeistoffen, in liters;
d) een waarschuwingsverklaring dat extreme voorzorgsmaatregelen in acht moeten worden genomen bij het openen van de kast na een brand;
e) een lijst met onderdelen, welke op een routinebasis moeten worden gecontroleerd en/of vervangen;
f) instructies aan de gebruiker om op de kast aan te geven indien de kast functioneert zonder aangesloten te zijn op een extern ventilatiesysteem;
g) instructies aan de gebruiker om te controleren dat de aansluiting van het ventilatiesysteem, indien aangesloten, correct is gedaan, bijvoorbeeld door gebruik van rookbuisjes;
h) kennisgeving aan de gebruiker dat, indien geforceerde ventilatie niet is aangesloten, de onmiddellijke omgeving rond de kast moet worden gezien als een gevaarlijke zone;
i) instructies aan de gebruiker om de opvangbak niet te benutte voor opslag;
j) aanbeveling aan de gebruiker voor het regelmatig uitvoeren van inspecties en onderhoud en de aanbevelingen voor onderhoudsintervallen:
k) de leveranciersverklaring van conformiteit of het certifica(a)t(en) van conformiteit van het testinstituut.

Als PGS15 adviseur kunnen wij u van het nodige PGS15 advies voorzien.

INPANDIGE OPSLAGVOORZIENINGEN volgens de PGS15

In de richtlijn voor verpakte gevaarlijke stoffen; de PGS15, wordt onderscheid gemaakt tussen inpandige en uitpandige opslagvoorzieningen. Onder inpandige opslagvoorzieningen worden alle voorzieningen verstaan die in een (ander) bouwwerk zijn gelegen. Ook kant-en-klare opslagsystemen kunnen inpandig worden gebruikt.

Volgens 3.2.4. van de PGS15 mag In een inpandige opslagvoorziening ten hoogste: 2 500 kg verpakte gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen aanwezig zijn, of  10 000 kg onbrandbare of niet brandonderhoudende verpakte gevaarlijke stoffen van uitsluitend ADR-klasse 8, verpakkingsgroep II of III zonder bijkomend gevaar, of ADR-klasse 9 of een combinatie van ADR-klasse 8 verpakkingsgroep II of III zonder bijkomend gevaar en ADR-klasse 9.

In de PGS15:2011 is tegenstelling tot de 2016 versie een vorm van gemotiveerd afwijken van de 2.500 kg opgenomen. ‘Door gemotiveerd afwijken kan een grotere hoeveelheid worden toegestaan (tot maximaal 10 000 kg) indien zonodig extra maatregelen of voorzieningen zijn aangebracht ter beperking van de risico’s. De aanvullend te treffen maatregelen of voorzieningen zijn afhankelijk van de hoeveelheden opgeslagen stoffen, de brandbaarheid, giftigheid enz. Hiervoor kan aansluiting worden gezocht bij de methodiek en grenswaarden in de tabellen 4.1 en 4.2. Een gecertificeerde brandmeldinstallatie      overeenkomstig NEN 2535 met doormelding naar een 24-uurs bezette post voldoet hier in ieder geval aan.’  Dit laatste is verwijderd uit de PGS15:2016 vanwege het feit dat de PGS15 commissie de vormen van gemotiveerd afwijken uit de PGS15 wilde halen. Dat betekent niet dat deze vorm van afwijken niet meer van toepassing is, maar dat bevoegd gezag per situatie kan bepalen of de inpandige opslag specifieke risico’s met zich mee brengt.

Inpandige opslag voor verpakte gevaarlijke stoffen brengen bepaalde risico’s met zich mee. De bereikbaarheid om iemand veilig te stellen of een beginnende brand te blussen zijn bij een inpandige opslag beperkt. In dat kader moeten we bij een PGS15 opslag kijken naar de kans op verspreiding van een brand van binnenuit de opslag naar buiten en een brand van buiten de opslag naar binnen. Het uitgangspunt van een inpandige opslagvoorziening is net zoals die van een uitpandige opslagvoorziening een WBDBO van 60 minuten. Een binnen aanval van de brandweer is hierbij geen uitgangspunt. Dat zal zich in de meeste gevallen bij een inpandige opslagvoorziening vertalen in een brandwerendheid van 60 minuten of meer. Wanneer aan de hand van certificaten aangetoond kan worden dat de brandwerendheid van een inpandige opslagvoorziening 60 minuten is, dan zal de brand binnen in de opslag gedurende 60 minuten binnen blijven, maar is het vaak ook aannemelijk dat deze door zuurstofbeperking snel uit zal gaan. Een gecertificeerde BMI zal er voor zorgen dat een beginnende brand gedetecteerd wordt, waardoor evacuatie op locatie zal plaats vinden. Een brand buiten de opslag zal door de brandwerendheid van 60 minuten gedurende 60 minuten buiten de opslag blijven. Wanneer een inpandige opslag bovendien gelegen is in een gebied welke voorzien is van een blusinstallatie wordt een extra zekerheid ingebouwd en wordt het risico van brand naar de inpandige opslag in ieder geval beheerst. Voor het gemotiveerd afwijken is dat echter niet nodig.

 

Best practice voor veilige chemische PGS15 opslag

De branchevereniging voor de PGS15 opslag VNCW heeft de afgelopen zes maanden samen met een aantal leden hard gewerkt aan een Best practice Behavior Based Safety Warehousing. Doelstelling is de veiligheid in de gevaarlijke stoffen opslagen verder te vergroten door een leidraad op te stellen. De Best practice is nu definitief geworden en beschikbaar gesteld.

In deze best practice wordt een overzicht gepresenteerd van gedragsinterventies die zich hebben bewezen in de praktijk. Daarbij zal men merken dat sommige interventies zich puur richten op directe gedragsbeïnvloeding. Maar veel interventies dragen tegelijkertijd ook bij aan het ontwikkelen van normen en waarden. Opgeteld leiden de interventies tot ontwikkeling en versterking van het veiligheid bewustzijn in brede zin binnen de magazijnen.

Als vereniging voor de PGS15 opslag maakt de VNCW zich voortdurend hard veiligheid onder de aandacht te brengen; enerzijds door te laten zien dat een veilige PGS15 opslag op de eerste plaats komt bij haar leden en anderzijds door de leden tools aan te reiken waarmee veilig werken binnen de opslagen verder kan toenemen.

De Best practice is gratis te downloaden via  www.vncw.nl/VNCW-Best-Practice-BBS-Warehousing.pdf

 

Opslag gevaarlijke stoffen in de verkoopruimte

De opslag van gevaarlijke stoffen in verpakte vorm is geregeld in de PGS15. Daarbij is er een ondergrens gegeven en uitzonderingen. Toch is er nogal eens onduidelijk of de verkoop in een winkel evenzo onder de PGS15 valt.

De opslag van verpakte gevaarlijke stoffen in verkoopruimten is geregeld in artikel 4.8 van de ministeriële regeling van het Activiteitenbesluit.

In het Activiteitenbesluit wordt onder Artikel 4.8 drie opties gegeven. Er kan een beperkte hoeveelheid verpakte gevaarlijke stoffen in een verkoopruimte opgeslagen worden (lid 2b). Daarnaast (en aanvullend) is het mogelijk om de verpakte gevaarlijke stoffen in een PGS 15-opslagvoorziening te plaatsen (lid 2a). Of het bedrijf kan bij het bevoegd gezag een verzoek tot maatwerk indienen (lid 4).

De maximaal toegestane hoeveelheden verpakte gevaarlijke stoffen in de verkoopruimte zijn weergegeven in tabel 4.8. Er kan gekozen worden voor het gebruik van lekbakken onder vloeistoffen van ADR-klasse 3, waardoor meer gevaarlijke stoffen mogen worden opgeslagen. Zonder lekbakken mag volgens tabel 4.8 maximaal 300 liter van ADR-klasse 2 en 3 opgeslagen worden in een verkoopruimte, met lekbakken gezamenlijk maximaal 800 liter.

Bij II gaat het om de totale hoeveelheid stoffen van klasse 2 èn 3 samen. Dat betekent dat opgeslagen mag worden:

  • 800 liter aan ADR-klasse 2 stoffen als er alleen ADR klasse 2 opgeslagen wordt;
  • 800 liter aan ADR-klasse 2 of 3 stoffen als de ADR-klasse 3 boven een lekbak opgeslagen worden;
  • 300 liter aan ADR-klasse 2 of 3 stoffen als er ook ADR-klasse 3 stoffen aanwezig zijn die niet boven een lekbak staan.

De maximaal toegestane hoeveelheden moet worden beperkt als boven de verkoopruimte een ruimte aanwezig is van derden met een woon-, bijeenkomst-, onderwijs- en/of logiesfunctie. Dan is respectievelijk maximaal 150 en 300 liter toegestaan. Wanneer de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (wbdbo) tussen deze bovenliggende ruimte en de verkoopruimte minder dan zestig minuten bedraagt, worden deze toegestane hoeveelheden verder gereduceerd tot respectievelijk 75 en 150 liter.

Daarnaast mag 8.000 liter aan verf in metalen blikken worden opgeslagen (ADR 3). De niet-ADR geclassificeerde verven worden bij deze 8.000 liter niet meegerekend.

Vanaf 125 liter (waterinhoud) moet u een PGS15 opslag

Bij een PGS15 opslag denkt menigeen aan een groot opslagmagazijn met vaten doodskoppen. Hoewel Nederland ook magazijnen met vaten met doodskoppen telt bestaat het merendeel van de magazijnen uit de opslag van meer onschuldige ogende inhoud, zoals verf, spuitbussen met deoderant en WD40.

Veel bedrijven en instellingen zijn er zich niet van bewust dat ze ook een PGS15 opslag moeten hebben. Toch is de ondergrens van de PGS15 al snel bereikt en dan moeten voorzieningen getroffen worden. Voor de opslag van gasflessen is de ondergrens al bij 125 liter waterinhoud. Bij meer dan 2 gasflessen van 60 liter waterinhoud is een PGS15 opslag al verplicht. Bent u op zoek naar een specialist gevaarlijke stoffen voor het nodige advies informeer dan hier of hier.

Een brandveiligheidskast conform de PGS15

NEN-EN-14470-1 kent vier categorieën van brandwerendheid, te weten 15 min, 30 min, 60 min en 90 min. Afhankelijk van de toepassing van een brandveiligheidsopslagkast moet gekozen worden voor een bepaalde veiligheidsklasse (30, 60 of 90). In bijlage F is ingegaan op de verschillende eisen die bij de desbetreffende veiligheidsklassen behoren. Voor de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen die onder PGS 15 vallen is het type met 15 min brandwerendheid niet geschikt.

Een brandveiligheidsopslagkast, waarvan het eerste gebruik heeft plaatsgevondenvna 1 januari 2006, moet aan NEN-EN-14470-1 voldoen. Een brandveiligheidsopslagkast waarvan het eerste gebruik dateert van vóór die datum moet ten minste voldoen aan NEN 2678. Bij het gebruik van de brandveiligheidsopslagkasten moet tevens worden voldaan aan de eisen van bijlage F. Brandveiligheidskasten met een opslagcapaciteit groter dan 250 kg of ter plaatse gebouwde kasten moeten als een reguliere opslagvoorziening conform Hoofdstuk 3 van deze PGS worden beschouwd.

Binnen de inrichting moet een productcertificaat aanwezig zijn voor de brandveiligheidsopslagkast (waarvan het eerste gebruik heeft plaatsgevonden na 1 januari 2006), waaruit blijkt dat deze voldoet aan de NEN-EN-14470-1

Facebook
Facebook
Twitter
Visit Us